Ik heb John Fielding and Nicolas Turland: Flowers of Crete er bij gepakt. En dit is wat ze schrijven.
Sternbergia lutea is wijdverspreid in het Middellandse Zee gebied, van Spanje tot Turkije en het is niet meer na te gaan of deze soort is genaturaliseerd (ontsnapt vanuit Tuinen bij kloosters of zeer oude gebouwen of ruïnes) of daar van nature voorkomt. Ik zag onlangs nog in Toscane werkelijk overal S. lutea in de tuinen, boomgaarden, kortom in de buurt van mensen in bloei. Over de determinatie ervan hoeven we niet te twijfelen. De planten zijn forser en de tepals hebben een ronder apex (uiteinde)
Blijft dus over Sternbergia sicula en S. greuteriana. De laatste is endemisch op Kreta. De greuteriana is vooral heel klein en de uiteinde van de tepals zijn rond. Ze groeien op klei of kalkrijke gronden.
Sternbergia sicula heeft een spitse apex. Maar schrijven de auteurs erbij: Deze soort is erg variabel in vorm en omvang. En daar hebben we volgens mij de moeilijkheid.
Het was overigens nog moeilijk om foto's te vinden waar de boven genoemde eigenschappen duidelijk uitkwamen. Bij het merendeel der planten was het zeer moeilijk te zeggen wat het nou was: S. sicula of S. greuteriana.
Ik denk dat de auteurs van het bovengenoemde boek dat ook vonden, want er staat slechts 1 foto van S. greuteriana en dan nog in cultuur ook.
Het is ook mijn observatie dat de tepalen bij sternbergia lutea een rondere top hebben. Dat de planten forser zijn in de typische vorm klopt ook, maar is er hier geen variatie ?
Sternbergia sicula in zijn typische vorm zoals wij die kennen heeft inderdaad spitse tepalen. Tot daar nog geen probleem.
Maar hoever gaat de variatie binnen deze soort ?
Een bijkomend probleem stelt zich wanneer je planten zonder herkomst krijgt. Heel regelmatig is het niet duidelijk of deze tot lutea of sicula behoren wat doet vermoeden dat er mogelijk planten uit gemixte populaties (hybriden ??) rondcirculeren.
Er zit niets anders op dan de wilde populaties te gaan observeren vrees ik.