Nadat de lezingdag afgelopen was, ging Rockerius nog iets drinken in de buurt van de botanische tuin. Toen hij terug op weg was naar de auto zag hij plots in de vitrine van een winkel 4 kleine mannetjes zitten. Eerst dacht hij dat het de kleine helpertjes waren van die winkel. Al snel was duidelijk dat dit niet het geval was. Dus ging Rockerius, net voor sluitingstijd, die winkel binnen. En maakte kennis met de eigenares van de winkel. Toen bleek dat ze ook niet wist van waar die kleine ventjes gekomen waren. Rockerius zei dat hij nog wel een plaats kende waar ze zich zouden thuisvoelen en vroeg of hij ze daar naartoe mocht brengen. Dat was geen probleem zei die mevrouw. Ik versta ze toch niet.
Toen sprak Rockerius die 4 kabouters aan in een eigenaardig taaltje. Ik verstond er in ieder geval niets van. Vond dat ze ook nogal grappige kleren aan hadden, in ieder geval niet die ik van kabouters gewoon ben. Die zijn al vroeg carnaval aan het vieren dacht ik. Blijkt echter dat het hun gewone kleren zijn en het blijkt dat het nogal een jolige bende is. In de auto waren ze heel de tijd aan het praten en lachen. Ik vroeg aan Rockerius of het wel een goed idee was om deze 4 vrolijke vrienden mee te nemen. Ik kan me voorstellen dat niet iedereen daar even blij mee gaat zijn, als die de hele tijd liggen praten en lachen. Och, dat komt wel goed zei Rockerius. Ondertussen zijn ze hier nu al een week, en hier en daar ontstaat er wat wrevel onder de kabouters. Benieuwd hoe Hortius dit gaat oplossen.