1. De stenen voor de rotstuin liggen uitgestald.
2. De stenen voor de wand staan op een rijtje te wachten
3. Het terrein is vrijgemaakt van de vaste planten. Zij kunnen nog wel dienst doen bij iemand anders.
4. O, eentje staat er nog, een pioen, die ik eerst wilde laten staan, maar nee, toch maar niet. Op de achtergrond de fundering voor de wand.